Het is vakantie. Eindelijk. We hebben er naar uitgekeken. Je kent het patroon van de voorbereiding ongetwijfeld. Volle dagen met regelzaken. Inkopen doen, de laatste klusjes in en rond huis, de administratie nog wat bijwerken en vooral: alles wat er rond en voor je werk nog ligt: wegwerken.
Volgens mij worden collega’s vlak voor mijn vakantie gek van mij, met al de mails die ze nog even te verwerken krijgen. Het vervelende is overigens dat al die mails ook weer beantwoord worden en dat er na je vakantie dus weer een stapel reacties is te beantwoorden. En daar zijn dan nieuwe berichten bijgekomen (van collega’s die inmiddels ook op vakantie zijn gegaan). We houden elkaar lekker bezig.
Maar als de koffers dan eindelijk zijn gepakt, de reispapieren vier keer zijn gecheckt, is daar dan eindelijk het vertrek. Onze dochters brengen ons naar Schiphol. Diep in de nacht. In een soort ochtend/nachtroes worden we naar de luchthaven gereden. We zijn extra vroeg: het is hoogseizoen en dat betekent doorgaans lange rijen wachtenden en vele incheckers. Er zijn veel medereizigers, maar… we zijn snel door de douane (hoewel Irene vanwege een flesje water terug wordt gestuurd en helemaal opnieuw de rij door moet).
Maar uiteindelijk zitten we in de vlieger. Op weg naar Porto. Op weg naar Portugal: het vaste land van een land, waar we nog nooit zijn geweest. Het wordt een heerlijke vakantie, waarbij we 3 weken uit de koffer leven en kris-kras door Portugal reizen. Dit wordt overigens geen reisblog en een beschrijving van alle ins- and outs van iets wat een fantastische reis werd, zal ik de lezer besparen. Per koffer uitpakplek zou je wel een blog kunnen schrijven. Over Porto, over de glamping tent aan de Lima, de Douro, de overnachting bij de wijnboer, het gebergte in het oosten, de binnenlanden op weg naar Lissabon, Sintra, de westkust en de Algarve. Echt prachtig en een bezoek meer dan waard.
Gastvrijheid daar gaat het in deze blog om. Hoe fijn voelt het als je met open armen wordt ontvangen op de plek, waar je even mag verblijven. Hoe mooi is het als voor ons vreemde mensen benieuwd zijn naar je verhalen, naar het land waar je vandaan komt en oprecht belangstelling voor je hebben. In Portugal maakten we dat mee. Mooie ontmoetingen met mooie mensen.
Gastvrijheid. Het is een mooi woord eigenlijk. Je spreekt het woord zo snel uit. Ik weet niet zo goed of het inderdaad een samenvoeging is van het woord “Gast” en het woord “Vrijheid”. Het zou zo maar kunnen. Vroeger was Nederland ook een gastvrij land. Ontvingen we vreemdelingen met open armen, gaven ze in ieder geval de ruimte en vrijheid die ze nodig hadden. We leven tegenwoordig in een land waar het woord voor vreemdelingen niet meer wordt gebruikt. Ze zijn niet welkom. Gelukzoekers noemen we de mensen die de omgeving moeten achterlaten omdat ze daar niet meer kunnen leven (om welke reden dan ook). Gelukzoekers…. en dat heeft dan een negatieve klank. Alsof het fout is om geluk na te streven. “Gelukzoekers” en Vreemdelingen die niet gastvrij worden ontvangen”, zijn natuurlijk niet te vergelijken met de gelukkige mensen die een vakantie in Portugal kunnen vieren of die als toerist gastvrij worden ontvangen. De toerist blijft maar even, vertrekt weer, bezet geen woning waar een woningzoeker blij mee zou zijn (hoewel…..) en betaalt zelf alle voorzieningen. Bij de vluchtelingen ligt dat wat anders… die zoeken blijvend geluk op een plek waar wij (toevallig) geboren zijn en vragen om een vorm van gastvrijheid die van blijvende aard is.
Maar of dat dan een reden is om niet gastvrij te zijn?
Reactie schrijven